Van WAO naar WIA
Met ingang van 1 januari 2006 komt de WAO te vervallen (behalve voor diegenen die nu al in de WAO zitten, deze personen kunnen van deze regeling gebruik blijven maken) en zal de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA) worden ingevoerd. De WIA stelt de resterende arbeidsmogelijkheden centraal, terwijl de WAO juist uitging van de arbeidsongeschiktheid, waarbij de werknemer er financieel ook op vooruit gaat als hij (deels) werkt. De strekking van de WIA is dan ook om mensen zo lang mogelijk aan het werk te houden. De WIA deelt mensen met arbeidsbeperkingen in twee (2) groepen: (a) werknemers die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn en (b) werknemers met resterende arbeidsmogelijkheden.
a) volledige en duurzame arbeidsongeschikte werknemer
Als een werknemer meer dan 80% loonverlies heeft en de arbeidsongeschiktheid een duurzaam karakter heeft dan kan een werknemer in beginsel aanspraak maken op de Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten (IVA). Van een duurzaam karakter is sprake als er binnen 5 jaar geen reële herstelmogelijkheden te verwachten zijn of als er over een lange termijn een geringe kans op herstel betstaat. De arbeidsongeschiktheid wordt iedere 5 jaar opnieuw beoordeeld. De hoogte van de uitkering beslaat 70% van het maximale dagloon en de uitkering kan in principe tot en met het 65e levensjaar worden verstrekt. De premie van deze uitkering zal geheel door de werkgever dienen te worden betaald. De premie bestaat uit een basispremie en uit een gedifferentieerde premie. De basispremie is verplicht en voor iedere werkgever hetzelfde.
b) de werknemer is gedeeltelijk arbeidsongeschikt
Indien er bij de werknemer sprake is van een loonverlies tussen de 35% en de 80% of indien het loonverlies meer is dan 80% maar er zijn wél kansen op herstel dan kan er door de werknemer in beginsel een beroep worden gedaan op de regeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsongeschikten (WGA). In deze regeling wordt een onderscheid gemaakt tussen (i) de loongerelateerde fase en (ii) de loonaanvullingsfase.
Loongerelateerde fase
De WGA uitkering bedraagt hier 70% van het verschil tussen het vroegere maandloon en het met werken verdiende loon. Werken is door deze constructie altijd aantrekkelijker dan niet werken (iedere euro die extra wordt verdiend zorgt ervoor dat het totale inkomen stijgt met 30 eurocent). De duur van deze uitkering is afhankelijk van het arbeidsverleden van de betreffende werknemer en bedraagt minimaal een half en maximaal vijf (5) jaar. Om in aanmerking voor deze loongerelateerde WGA uitkering te kunnen komen dient te worden voldaan aan de referte eis van 26 uit 39 voorafgaande aan de eerste ziektedag (met de wijziging van de Ziektewet in 2006, zal deze eis ook worden aangescherpt met de 26 uit 36 eis).
Loonaanvullingsfase
Na afloop van voornoemde fase kan de WGA uitkering worden voorgezet in een loonaanvulling. Om hiervoor in aanmerking te kunnen komen dient ten minste 50% van de resterende verdiencapacitieit te worden benut. De loonaanvulling bedraagt dan 70% van het verschil tussen het vroegere maanloon en het loon dat is gerelateerd aan de theoretische verdiencapaciteit. De aanvulling kan worden verkregen tot het 65e jaar en zolang minimaal 50% van de resterende verdiencapaciteit wordt benut. Indien de werknemer de resterende verdiencapaciteit niet meer voor ten minste voor 50% kan benutten dan kan de werknemer in beginsel aanspraak maken op de WGA – vervolguitkering. De hoogte hiervan bedraagt 70% van het minimumloon vermenigvuldigd met het arbeidsongeschiktheidspercentage.