Bestuurder en aandeelhouder één en dezelfde persoon: omvang verleende décharge?
Een bestuurder die door de vennootschap een ernstig verwijt te maken valt omtrent zijn functioneren, is uit hoofde van artikel 2:9 BW of artikel 6:162 BW aansprakelijk voor de schade die de vennootschap dientengevolge heeft geleden. De vennootschap kan achteraf décharge verlenen aan de bestuurder. Dit heeft tot gevolg dat de vennootschap geen vordering meer in kan stellen jegens de bestuurder.
Dat de bestuurder opzettelijk schade heeft toegebracht aan de vennootschap, staat op zichzelf niet in de weg aan geldig déchargebesluit, ook niet bij een vennootschap waarbij de enig aandeelhouder tevens enig bestuurder is.
In het arrest Staleman / Van de Ven (10 januari 1997, NJ 1997, 360) heeft de Hoge Raad uitgemaakt dat de décharge zich alleen uitstrekt over hetgeen kenbaar was of kon zijn aan alle aandeelhouders, bijvoorbeeld uit de jaarrekening. De décharge kan zich dus niet uitstrekken tot hetgeen door de bestuurder voor de aandeelhouders verborgen is gehouden of tot hetgeen zij niet konden weten ten tijde van het nemen van het déchargebesluit.
Vraag is of dit ook geldt indien bestuurder en aandeelhouder één en dezelfde persoon zijn? Wetenschap van de één is dan toch automatisch wetenschap van de ander?
Nee, zegt de Hoge Raad in zijn arrest van 25 juni 2010: “indien de enig aandeelhouder bepaalde kennis heeft verkregen buiten de algemene vergadering van aandeelhouders, dan valt dit niet onder de reikwijdte van de décharge”.
Voor de bestuurder is dan ook van belang om uit de notulen van de vergadering te laten blijken waartoe de décharge zich uitstrekt en vast te laten leggen dat eventuele ‘gevoelige’ bestuursbesluiten voor of bij het nemen van het déchargebesluit kenbaar waren aan de aandeelhoudersvergadering. Ook wanneer bestuurder en aandeelhouder één en dezelfde persoon zijn.