Corporate Governance Code en ontslagvergoeding bestuurder

 in Ondernemingsrecht

De nieuwe Corporate Governance Code is per 1 januari 2009 in werking getreden. Zodra de Algemene Maatregel van Bestuur dienaangaande is goedgekeurd zal de Code ook verplicht zijn voor beursgenoteerde ondernemingen.

Praktijkjuristen verwachten wel een reflexwerking voor niet beursgenoteerde ondernemingen, omdat het hier over breed gedragen algemene opvattingen gaat. Dit kan voortvloeien uit eisen van redelijkheid en billijkheid (BW 6:248) en de arbeidsrechtelijke eisen van goed werkgeverschap en werknemerschap (7:611 BW).

In de literatuur en jurisprudentie wordt algemeen aangenomen dat de verhouding bestuurder en vennootschap een arbeidsovereenkomst behelst waarop ook de dwingende regels van het arbeidsrecht grotendeels van toepassing zijn.

Artikel II.2.8 van de Code bepaalt dat de vergoeding bij ontslag van een bestuurder maximaal een jaarsalaris bedraagt in zijn eerste benoemingstermijn van vier jaar en maximaal twee jaar in het geval van een kennelijk onredelijk ontslag.

Voor bestuurders met een lange arbeidsrelatie (bijvoorbeeld 20 jaar) zal bij het bepalen van een ontslagvergoeding, als dat aan de orde is, gekeken moeten worden hoe het uitpakt via de kantonrechtersformule of de in de jurisprudentie ontwikkelde kennelijk onredelijk ontslag formules. De Code geeft aan dat er dan een maximum geldt van twee jaarsalarissen, dit betreft alleen het vaste salaris. Op basis van het arbeidsrecht is het denkbaar dat je dan veel hoger uitkomt, omdat ook variabele beloningselementen kunnen worden meegenomen en nog wel eens rekening wordt gehouden met pensioenbijdragen van de werkgever. De dwingend rechtelijke regels van het arbeidsrecht overrulen de Code, waartoe de kantonrechtersformule op zich zelf niet behoort. Toch kan naar onze mening verwacht worden dat de rechter de kantonrechtersformule gewoon toepast, ook als de vergoeding hoger uitkomt dan die van de Code, juist ook in geval van een lang dienstverband veel langer dan vier jaar.

Als er sprake is van verwijtbaar gedrag van een bestuurder kan een directeur meestal geen aanspraak maken op een vergoeding, behoudens bijvoorbeeld loon over een geldende opzegtermijn.

Is er geen tussentijdse opzegging mogelijk krachtens de arbeidsovereenkomst met de bestuurder, dan zal de bestuurder ingevolge 7:677 lid 4 en 7:680 BW de keuze kunnen maken voor de zogenaamde gefixeerde schadevergoeding, te weten het loon over de nog resterende looptijd van de arbeidsovereenkomst of voor volledige schadevergoeding.

Het is verstandig in arbeidsovereenkomsten met bestuurders de nodige clausules op te nemen ter voorkoming van problemen. Daarbij kun je ondermeer denken aan duidelijke financiële afspraken in geval van een niet verwijtbaar ontslag van een bestuurder, een fusie van bedrijven, een tussentijdse opzegtermijn en dergelijke.

Recente berichten
  • 4 april 2023

    INPLP Activity Report 2022

    Bob Cordemeyer
    Hereunder you can read the Activity Report 2022 from our network INPLP (International Network of Privacy Law Professionals) of which our firm is a founding member since 2015.
    Lees verder
  • 21 november 2022

    Risicomanagement: voorkom uitval door burn-out

    Marion Hagenaars
    Mirjam Scheper
    Werkend Nederland heeft steeds meer te kampen met burn-out klachten. Dit kan leiden tot (langdurig) ziekteverzuim. Een hoofdpijndossier en kostenpost voor de werkgever. En daarnaast een peperdure levensles voor de werknemer. Uitval door burn-out klachten voorkomen is dan ook beter dan genezen. Maar hoe?
    Lees verder
  • 21 november 2022

    Disfunctioneren: doorgeschoten empowermentbeleid

    Marion Hagenaars
    Mirjam Scheper
    De voorwaarden voor ontslag bij disfunctioneren zijn in de wet duidelijk omschreven. Deze voorwaarden gelden ook als een werkgever een beleid voert dat niet gericht is op dossieropbouw met waarschuwingen en berispingen, maar op aanmoediging.
    Lees verder

Plaats een reactie

Top