Diefstal van virtuele voorwerpen is mogelijk
Het Gerechtshof te Leeuwarden heeft zich in haar arrest van 10 november 2009 (ondermeer) over uitgelaten of diefstal van virtuele voorwerpen mogelijk is.
Wettelijk kader
In de tekst van artikel 310 Wetboek van Strafrecht wordt diefstal als volgt omschreven:
“Hij die enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort wegneemt, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, wordt, als schuldig aan diefstal, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie.”.
Samengevat
Aangevers en verdachten zijn allen fervent speler van het wereldwijde online computerspel RuneScape. Spelers maken daartoe door middel van een persoonlijk account een alter ego aan, via welke zij activiteiten van diverse aard kunnen ontplooien, vaardigheden ontwikkelen, kunnen vechten tegen en communiceren met medespelers en individuele opdrachten kunnen uitvoeren. Zij behalen daarmee punten en verdienen “items” zoals een virtuele amulet en een masker. In casu is aan verdachte en zijn medeverdachte primair diefstal (met geweld) van het virtuele amulet en masker ten laste gelegd.
Rechtsvraag
Het Hof diende thans de vraag te beantwoorden of een virtueel voorwerp een goed is in de zin van artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Relevant is hierbij vooral of het goed voor de bezitter ervan waarde heeft. In de thans ter beoordeling staande zaak is evident dat het bezit van de virtuele goederen en te behalen punten uiterst begerenswaardig is voor aangever, verdachte en de medeverdachte en daarmee waarde heeft.
Oordeel van het Hof
De – destijds 13-jarige – aangever van de diefstal van het virtuele zwaard en amulet heeft in verband met de waarde verklaard: “Ik ben erg rijk op RuneScape en omdat ik rijk ben, ben ik ook heel sterk. Ik ben heel sterk met verschillende wapens en bijna niet te verslaan. Vanwege mijn grote bezit op RuneScape verander ik bijna iedere drie dagen mijn wachtwoord, omdat ik bang ben dat iemand mij “hackt”. De medeverdachte heeft verklaard: “slachtoffer had een paar dagen geleden geluk gehad, want hij had spullen gevonden van een dode man en die man was heel rijk en had dus veel waardevolle spullen. Ik werd daar eigenlijk wel jaloers van.”. Hieruit kan worden afgeleid dat voor aangever, verdachte en zijn medeverdachte de in het spel opgebouwde bezittingen reële waarde hebben, die hen kan worden afgenomen. Het hof stelt vast dat het hier gaat om in de loop van het spel ontstane waarden, die door inspanning en tijdsinvestering zijn verworven of zijn te verwerven.
Het Hof komt op grond van voorgaande tot de conclusie dat redelijke wetsuitleg meebrengt, dat het virtuele zwaard en amulet worden aangemerkt als een goed in de zin van artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht. Relevant is voorts dat de spelregels van RuneScape niet voorzien in een wijze van verwerving van deze goederen als in casu is geschied. De wegnemings-handeling is bovendien gepleegd buiten de context van het spel. Het gaat derhalve niet om virtuele handelingen binnen een virtuele wereld, maar om feitelijke handelingen waardoor een virtuele wereld wordt beïnvloed.
Het Hof is dan ook van oordeel dat er in de onderhavige zaak sprake is van diefstal als bedoeld in artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht. Als gevolg van de digitalisering van de maatschappij is een virtuele realiteit ontstaan, die niet in alle opzichten kan worden afgedaan als louter illusie, ten aanzien waarvan het plegen van strafbare feiten niet mogelijk zou zijn.