Hoge Raad fluit ondernemingskamer terug in ASMI-zaak

 in Ondernemingsrecht

Aandeelhouders Hermes en Fursa verschilden al geruime tijd van mening met het bestuur van ASMI over de te voeren strategie, als ook over het aanbrengen van wijzigingen in de corporate governance van ASMI. Door ASMI was een beschermingsconstructie opgetuigd, waarbij een optierecht was verleend aan de Stichting Continuïteit ASMI. In 2008 heeft de stichting haar optierecht uitgeoefend, waarna zij bijna 29% van het geplaatste kapitaal van ASMI verkreeg. Nu de CEO middellijk aandeelhouder was van 21% van het geplaatste kapitaal van AMSI, werd de aandeelhoudersmacht van Hermes en Fursa sterk verminderd. Zij vonden dat sprake was van wanbeleid, stapten naar de Ondernemingskamer alwaar zij gedaan kregen dat een onderzoek naar wanbeleid werd ingesteld. De Ondernemingskamer vond dat de externe aandeelhouders nauwelijks invloed konden uitoefenen op de strategie en de corporate governance van ASMI.

De Hoge Raad oordeelde op 9 juli 2010 dat de Ondernemingskamer in haar beslissing is uitgegaan van een onjuiste rechtsopvatting en acht de beslissing van de Ondernemingskamer op een aantal punten onvoldoende gemotiveerd. Zie voor het volledige arrest: http://zoeken.rechtspraak.nl/resultpage.aspx?snelzoeken=true&searchtype=ljn&ljn=BM0976&u_ljn=BM0976

De Hoge Raad stelt onder andere:

  • de door ASMI te volgen strategie is in beginsel een aangelegenheid van het bestuur en het is aan het bestuur, onder toezicht van de RvC, te beoordelen of, en in hoeverre, het wenselijk is daarover in overleg te treden met externe aandeelhouders.
  • behoudens afwijkende wettelijke of statutaire regelingen, is het bestuur niet verplicht de AvA vooraf in zijn besluitvorming te betrekken als het gaat om handelingen;
  • er rust geen verplichting zonder meer voor het bestuur om op de visie van de aandeelhouders in te gaan, zij kan besluiten dit niet te doen zonder dat enkel hierdoor sprake is van een defensieve en gesloten houding;
  • de RvC heef geen verplichting om actief te bemiddelen bij conflicten tussen aandeelhouders en bestuurders, dit past niet binnen de wettelijke taakomschrijving van de RvC;

De zaak is door de Hoge Raad terugverwezen naar de Ondernemingskamer, ter verdere behandeling en beslissing: wordt vervolgd…

NB: in de conclusie van de AG bij dit arrest wordt het arrest RNA/Westfield aangehaald. De AG wijst er op dat de Hoge Raad in dat arrest geoordeeld heeft dat als uitgangspunt geldt dat het gedurende een onbepaalde tijd handhaven van een beschermingsmaatregel in het algemeen niet gerechtvaardigd zal zijn. Of een beschermingsmaatregel gerechtvaardigd is, moet voorts worden beoordeeld aan de hand van de omstandigheden van het geval.

Recente berichten
  • 4 april 2023

    INPLP Activity Report 2022

    Bob Cordemeyer
    Hereunder you can read the Activity Report 2022 from our network INPLP (International Network of Privacy Law Professionals) of which our firm is a founding member since 2015.
    Lees verder
  • 21 november 2022

    Risicomanagement: voorkom uitval door burn-out

    Marion Hagenaars
    Mirjam Scheper
    Werkend Nederland heeft steeds meer te kampen met burn-out klachten. Dit kan leiden tot (langdurig) ziekteverzuim. Een hoofdpijndossier en kostenpost voor de werkgever. En daarnaast een peperdure levensles voor de werknemer. Uitval door burn-out klachten voorkomen is dan ook beter dan genezen. Maar hoe?
    Lees verder
  • 21 november 2022

    Disfunctioneren: doorgeschoten empowermentbeleid

    Marion Hagenaars
    Mirjam Scheper
    De voorwaarden voor ontslag bij disfunctioneren zijn in de wet duidelijk omschreven. Deze voorwaarden gelden ook als een werkgever een beleid voert dat niet gericht is op dossieropbouw met waarschuwingen en berispingen, maar op aanmoediging.
    Lees verder

Plaats een reactie

Top