Laatste bod doorslaggevend bij internet-veilingsite eBay
Is er sprake van “dwaling” aan de zijde van gedaagde of mocht eiser erop vertrouwen dat er een koopovereenkomst tot stand is gekomen?
De casus
Gedaagde heeft vanaf 10 maart 2009 via de veilingsite eBay een motorfiets van het merk Harley Davidson, type FL 1340 te koop heeft aangeboden (hierna: de motor). De einddatum van de veiling was 20 maart 2009. Eiser heeft als 21ste en laatste bieder de hoogste prijs geboden, namelijk € 3.250,00. Gedaagde partij heeft de motor echter niet aan eiser geleverd maar aan een derde verkocht voor € 7.000,00. De eiser wil schadevergoeding wegens contractbreuk. Hij eist € 4.250,00: het verschil tussen de gemiddelde koopsom van vergelijkbare motorfietsen, € 7.500,00 en de overeengekomen koopsom van € 3.250,00.
Gedaagde partij stelt, kort samengevat, dat hij niet eerder via eBay een goed te koop had aangeboden en dat hij per abuis een minimumverkoopprijs van € 1,00 in plaats van € 7.000,00 heeft ingevoerd. Volgens Gedaagde heeft hij de verkoop tegen een prijs van € 3.250,00 nimmer gewild, hetgeen ook. Eiser bekend was dan wel behoorde te zijn, omdat de motor meer dan het dubbele van deze prijs waard was. Eiser had bij gedaagde navraag moeten doen. Er was sprake van een vergissing en daarom was het aanbod van gedaagde partij niet rechtsgeldig. Een veiling bij opbod is slechts een openbare uitnodiging tot het doen van een aanbod. Gedaagde was op grond van de veilingregels bevoegd het bod te weigeren. Subsidiair stelt gedaagde dat de vordering van eiser in strijd is met de redelijkheid en de billijkheid.
Oordeel van de kantonrechter
De kantonrechter acht voldoende aannemelijk dat gedaagde niet heeft gewild dat de motor voor een bedrag van € 3.250,00 zou worden verkocht. Gedaagde partij heeft dat verklaard en vaststaat dat deze prijs aanzienlijk onder de marktwaarde van de motor ligt. Eiser gaat uit van een gemiddelde verkoopprijs van € 7.500,00 en de koopprijs ligt ruimschoots daaronder.
In het algemeen geldt dat een verkoper een goed tegen een zo hoog mogelijke prijs wil verkopen en niet tegen een prijs die aanzienlijk lager is dan de marktwaarde. Niet valt in te zien om welke reden deze algemene regel niet op Gedaagde van toepassing is. Gesteld noch gebleken is dat gedaagde haast had en dat zijn wil vooral was gericht op een spoedige totstandkoming van een koopovereenkomst waarbij de prijs minder van belang was. De kantonrechter wil met gedaagde daarom aannemen dat een discrepantie bestond tussen zijn wil en verklaring, zodat geen geldige koopovereenkomst tot stand is gekomen.
De vraag is vervolgens of gedaagde partij zich jegens eisende partij hierop met succes kan beroepen dan wel eisende partij onder de gegeven omstandigheden in een gerechtvaardigd vertrouwen op de verklaring van gedaagde mocht afgaan.
Daarbij zijn de volgende omstandigheden van belang. Gedaagde heeft de motor op een veilingsite aangeboden en het (ook gedaagde bekende) uitgangspunt van een veiling is nu eenmaal dat de hoogste bieder tevens de koper is. Eisende partij was de 21ste bieder en onweersproken is gebleven dat eisende partij het bod heeft uitgebracht tegen het einde van de 10-dagenperiode gedurende welke de veiling liep.
Eerdere biedingen lager uiteraard nog lager en desondanks heeft gedaagde partij het recht en de mogelijkheid de veiling voortijdig te beëindigen, niet benut. De veilingregels, zo is de kantonrechter gebleken, verlenen gedaagde partij het recht zijn aanbod in te trekken indien sprake is van een vergissing, zoals een niet correct ingevoerde minimumverkoopprijs. Zijn stelling dat hij de biedingen van potentiële kopers niet heeft gevolgd en daarom geen maatregelen heeft genomen moet voor zijn rekening en risico worden gebracht. Overigens acht de kantonrechter die stelling weinig aannemelijk omdat gedaagde heeft verklaard dat de verkoop uit financiële nood was geboren. Onder die omstandigheid ligt voor de hand dat gedaagde meer dan gemiddeld benieuwd was naar de biedingen. Met de verkoopopbrengst wilde gedaagde zijn financiële positie versterken.
De kantonrechter is van oordeel dat eiser onder deze omstandigheden op de verklaring van gedaagde mocht afgaan en daarom moet worden beschermd. Gedaagde partij was dus tot levering van de motor aan eiser gehouden. De eiser heeft daarom recht op vergoeding van zijn gederfde winst. De kantonrechter halveert die tot € 2.150,00 omdat hem alleen een voordeel is ontnomen en geen nadeel is toegebracht.