Schriftelijke vastlegging rechtshandelingen bij eenpersoonsvennootschappen
Een zusje van de tegenstrijdig belangbepaling is artikel 2:247 BW bij de BV en artikel 2:137 BW bij de NV. Dit artikel bepaalt dat wanneer de vennootschap wordt vertegenwoordigd door de enig aandeelhouder waarbij een rechtshandeling jegens deze enig aandeelhouder wordt verricht dan wel met diens echtgenoot/echtgenote/geregistreerde partner, schriftelijke vastlegging daarvan vereist is. Uitzondering hierbij zijn rechtshandelingen die binnen de gewone bedrijfsuitoefening zijn verricht, deze behoeven niet op grond van dit artikel schriftelijk te worden vastgelegd. De regeling is ook van toepassing in het geval sprake is van een door de vennootschap of haar dochtervennootschap gehouden aandelen en er naaste deze(n) slechts één aandeelhouder is.
Dit artikel is ingevoerd in 1992 in verband met het gevaar dat bij een eenpersoonsvennootschap zou bestaan dat de enig aandeelhouder rechtshandelingen verricht ten eigen bate en ten nadele van de schuldeisers en is dan ook bedoeld om misbruik van rechtspersonen tegen te gaan door schriftelijke vastlegging als vereiste te stellen.
Het artikel is van toepassing wanneer de enig aandeelhouder tevens namens de vennootschap optreedt, bijv. in hoedanigheid van bestuurder, commissaris of gevolmachtigde en daarbij een rechtshandeling jegens zichzelf als enig aandeelhouder verricht. Het moet daarbij gaan om een rechtshandeling buiten de gewone bedrijfsuitoefening. Denk bijv. aan een rekening-courantverhouding, het verstrekken van een lening, het betalen van (on)kosten of een managementvergoeding die niet onder gebruikelijke condities worden gedaan.
Wat onder een gewone bedrijfsuitoefening valt, is niet eenvoudig aan te geven. De rechtshandeling moet in elk geval op gebruikelijke voorwaarden worden aangegaan. Uit de jurisprudentie blijkt dat geen houvast gevonden kan worden aan de doelomschrijving van de vennootschap zoals opgenomen in de statuten: ook rechtshandelingen die binnen de doelomschrijving zijn verricht, kunnen buiten de normale bedrijfsuitoefening vallen. Verder blijkt uit de jurisprudentie dat in elk geval een managementovereenkomst niet geacht wordt onder de gewone bedrijfsuitoefening te vallen: deze overeenkomst moet dus schriftelijk worden aangegaan.
De bepaling is met name ingevoerd om de curator bij faillissement van de vennootschap, een (extra) grondslag te geven voor het inroepen van de vernietiging van rechtshandelingen die in strijd met artikel 2:247 BW niet schriftelijk zijn vastgelegd. Indien een schriftelijke vastlegging ontbreekt terwijl deze wel vereist was, kan de curator de rechtshandeling vernietigen. Ten gevolge daarvan kan een terugbetalingsverplichting ontstaan van de ontvangen bedragen op grond van onverschuldigde betaling. Denk bijv. aan een managementovereenkomst die bij een eenpersoonsvennootschap niet schriftelijk is vastgelegd: de curator vernietigt de mondelinge overeenkomst en kan de ontvangen managementvergoedingen terugvorderen. Een vervelend gevolg, dat relatief eenvoudig voorkomen had kunnen worden. De schriftelijke vastlegging mag ook na het doen van de rechtshandeling plaatsvinden: de wet noemt hiervoor geen termijn. Is artikel 2:247 BW mogelijk in uw situatie van toepassing: dan doet u er goed aan reeds verrichtte rechtshandelingen alsnog schriftelijk vast te leggen, waaronder bijv. afspraken met betrekking tot rekening-courantverhoudingen, mondelinge decharge, toegekende bonussen, verstrekte leningen en managementvergoedingen.