Cameratoezicht op kinderdagverblijven: wensen en mogelijkheden
Eind 2010 is heel Nederland opgeschrikt door de Amsterdamse zedenzaak bij kinderdagverblijf ’t Hofnarretje. Minstens 80 kinderen in de leeftijd van nul tot vier jaar zouden bij deze zaak betrokken zijn geweest. Het zou gaan om ernstig misbruik over een langere periode. Om de veiligheid op kinderdagverblijven te verbeteren overweegt minister Kamp nu permanent cameratoezicht. Maar is dit wenselijk en ook mogelijk? De Burgemeester van Amsterdam heeft de onafhankelijke commissie ‘Commissie Onderzoek Zedenzaak Amsterdam’ (ook wel: de Commissie Gunning) opdracht gegeven te onderzoeken hoe het heeft kunnen gebeuren en wat we daarvan kunnen leren. Een belangrijke hoofdconclusie van deze commissie is dat een situatie waarin een groep kinderen lang alleen kan zijn met één volwassene, uit het oogpunt van veiligheid niet acceptabel is.
Op dit moment doet deze situatie zich wel voor: op grond van de Beleidsregels Kwaliteit Kinderopvang (CAO-Kinderopvang) mag namelijk drie uur per dag één beroepskracht op de groep staan. De Commissie Gunning doet de aanbeveling om de beroepskracht-kindratio aan te scherpen en verplicht te stellen dat er altijd twee volwassenen zijn die de kinderen in een groep kunnen zien of horen. Het zogenaamde “vierogenprincipe”. Maar is die mogelijkheid wel gewenst en juridisch ook mogelijk?
Over de gewenstheid is al een hoop gezegd en geschreven. De Commissie Gunning schrijft hier zelf over dat de spontaniteit uit de omgang tussen medewerkers en kinderen kan verdwijnen, dat er altijd hoeken zijn die een camera niet kan bereiken en dat camera’s een risico kunnen vormen als beelden in verkeerde handen vallen. Maar denk ook aan het probleem dat de beelden structureel bekeken moeten worden om misbruik vast te stellen/uit te sluiten (kost tijd en geld) en de kinderen en volwassenen zich ook buiten het gebouw van de opvang begeven en zich dan dus aan het cameratoezicht onttrekken. Er ontstaat dus een zekere vorm van schijnzekerheid. Hier staat tegenover dat mogelijk een zekere preventieve werking zal uitgaan van de wetenschap dat er sprake is van permanent cameratoezicht.
Los van de vraag of permanent cameratoezicht gewenst is, is de vraag of permanent cameratoezicht wel is toegestaan. Niet alleen de privacy van de kinderen, maar ook de privacy van de medewerkers is in het geding. Een grote groep medewerkers, in Haarlem heeft alleen Kinderopvang Haarlem al ongeveer 450 medewerkers in dienst, zal tijdens het werk bij voortduring worden blootgesteld aan gerichte observaties.
Ook medewerkers hebben recht op bescherming van hun privacy. Het plaatsen van camera’s door de werkgever is daarom lang niet altijd toegestaan. De Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) bepaalt onder andere dat persoonsgegevens alleen verzameld mogen worden voor een duidelijk doel (er moet een noodzaak bestaan), de persoonsgegevens ter zake dienend en niet bovenmatig mogen zijn en persoonsgegevens alleen mogen worden verwerkt als dit voor de werkgever noodzakelijk is en de fundamentele rechten en vrijheden van de medewerker, in het bijzonder het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer, niet prevaleren.
Gelet op het feit dat er aan structureel cameratoezicht belangrijke nadelen kleven, denk aan de (schijn)veiligheid die het biedt, de aantasting van de privacy van medewerkers en kinderen en de kosten en de alternatieven die voor handen zijn, denk aan extra medewerkers op de groep, is het zeer de vraag of er een noodzaak bestaat tot cameratoezicht, of toezicht door middel van camera’s niet bovenmatig is en of het recht van de medewerker op bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer niet zou moeten prevaleren.
Hof ’s-Hertogenbosch heeft 25 jaar geleden al eens geoordeeld dat een werksituatie waarbij medewerkers door de aanwezigheid van camera’s bij voortduring worden blootgesteld aan een mogelijk langdurige en gerichte observatie waarop zij geen invloed hebben verre ten achter blijft “bij wat uit een oogpunt van normale menselijke bejegening aanvaardbaar is”.
Deze vlieger lijkt mij hier ook op te gaan. Als er goede alternatieven zijn, bijvoorbeeld in de vorm van extra mankracht, moet permanent cameratoezicht worden vermeden. Wordt hiervoor desondanks toch gekozen, dan speelt een eventuele ondernemingsraad een cruciale rol. Cameratoezicht is een personeelscontrolesysteem en valt daarom onder het instemmingsrecht van de ondernemingsraad. De ondernemingsraad dient zich daarom goed op de hoogte te stellen van de voorwaarden voor het zorgvuldig en rechtmatig omgaan met persoonsgegevens van medewerkers op het werk zodat ook de belangen van de medewerkers niet uit het oog worden verloren.