Deelname in StiPP verplicht
Recent heeft een kantonrechter te Utrecht overwogen dat een bestaande gezagsverhouding tussen werkgever en werknemer een instructiebevoegdheid van de opdrachtgever niet uitsluit. Aldus kan er wel degelijk sprake zijn van een uitzendovereenkomst en van verplichte deelname in StiPP.
Het verplichtstellingsbesluit bepaalt dat deelneming in StiPP verplicht is voor uitzendkrachten die op basis van een uitzendovereenkomst werkzaam zijn voor een uitzendonderneming. Een uitzendkracht werkt onder leiding en toezicht van de opdrachtgever. Een uitzendonderneming stelt voor ten minste 50% van het totale premieplichtig loon op jaarbasis uitzendkrachten ter beschikking.
Werkgever biedt expertise op het gebied van salarisadministratie. In 2013 heeft StiPP een werkingssfeer onderzoek gehouden om vast te stellen of werkgever onder de werkingssfeer van StiPP valt. Een door de werkgever ingevuld vragenformulier heeft hiervan onderdeel uitgemaakt. Werkgever vordert vervolgens te verklaren voor recht dat hij niet valt onder het verplichtstellingsbesluit.
Werkgever voert hiertoe aan dat hij een arbeidsovereenkomst met zijn werknemers heeft gesloten. Er zou sprake zijn van arbeid, loon en gezag. Van een uitzendovereenkomst zou derhalve geen sprake zijn. Bovendien betwist werkgever dat hij een allocatiefunctie vervult. Werkgever zou geen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt bij elkaar brengen. Verder zou werkgever door opdrachtgevers worden benaderd omdat hij gekwalificeerd personeel in dienst heeft met kwaliteiten die de opdrachtgever zelf niet in huis heeft. StiPP voert gemotiveerd verweer en vordert in reconventie het verstrekken van deelnemersgegevens.
De kantonrechter overweegt dat de omstandigheid dat er sprake is van een gezagsverhouding tussen werkgever en werknemers voor wat betreft functie, beoordeling en ontslag niet uitsluit dat op de opdrachtgever een instructiebevoegdheid kan rusten. Naar het oordeel van de kantonrechter doet deze situatie zich in deze zaak voor en kan er aldus sprake zijn van een uitzendovereenkomst.
In dit kader is verder van belang dat werkgever in het vragenformulier heeft verklaard dat (i) aan de werknemers enkel vooraf instructies worden gegeven en de opdrachtgever de instructies op de werkvloer geeft en (ii) met werknemer geen leidinggevende wordt meegestuurd naar de opdrachtgever. Onder deze omstandigheden is er, naar het oordeel van de kantonrechter, sprake van een situatie waarin de arbeid wordt verricht onder leiding en toezicht van de opdrachtgever. De stelling dat de werknemers door de opdrachtgevers worden ingeschakeld om hun gespecialiseerde kennis die bij de opdrachtgever zelf niet aanwezig is, helpt werkgever niet. Naar het oordeel van de kantonrechter is het voor het geven van leiding en het houden van toezicht namelijk niet noodzakelijk dat de opdrachtgever inhoudelijke kennis van en bemoeienis heeft met het werk van de werknemers. Het hebben van veel vrijheid en zelfstandigheid in de uitvoering van de werkzaamheden staat niet in de weg aan de ondergeschiktheid ten opzichte van de opdrachtgever. Overigens heeft werkgever in het vragenformulier zelf nog aangegeven dat de betreffende werkzaamheden ook door de werknemers van de opdrachtgever zelf worden verricht. Dit bijt de stelling van werkgever dat de gespecialiseerde kennis bij de opdrachtgever zelf niet aanwezig zou zijn.
De kantonrechter concludeert dat werkgever valt onder de werkingssfeer van StiPP en deelnemersgegevens dient te verstrekken.
Conclusie
Deze uitspraak is met name interessant omdat in juli 2013 nog door een kantonrechter te Amsterdam is overwogen dat de werknemers in die zaak geen werkzaamheden vervulde onder leiding en toezicht van de opdrachtgever omdat de kern van de leiding en het toezicht bij de werkgever bleef rusten. Onder deze kern werd verstaan wie bepaalt of de werknemer zijn werkzaamheden goed vervult, waar de werknemer werkzaam is en voor hoelang, de hoogte van het salaris et cetera. De opdrachtgever had ook in deze zaak een instructiebevoegdheid met betrekking tot de feitelijke gang van zaken. Deze instructiebevoegdheid achtte de kantonrechter echter van ondergeschikt belang. De meningen van beide kantonrechters lopen uiteen.
Wat betreft het al dan niet werken onder leiding en toezicht van de opdrachtgever, is het in ieder geval noodzakelijk dat met de opdrachtgever duidelijke afspraken worden gemaakt over wie op de werkvloer de instructies geeft en hier ook naar wordt gehandeld. Dat enkel de kern van de leiding en het toezicht rust bij de werkgever, lijkt niet langer afdoende om onder het verplichtstellingsbesluit van StiPP uit te komen. Ook op de werkvloer dienen de instructies, volgens de kantontrechter te Utrecht, te worden gegeven door werkgever en niet door de opdrachtgever.