Iedere werkgever dient zich behoorlijk te verzekeren voor verkeersongevallen
Iedere werkgever heeft de plicht zorg te dragen voor een behoorlijke verzekering voor werknemers die in het kader van de werkzaamheden betrokken kunnen raken bij een verkeersongeval. De werkgever die onvoldoende aan deze zorgplicht voldoet, kan worden veroordeeld tot vergoeding van de door een werknemer in dit kader geleden schade. Deze schade dient niet te zijn veroorzaakt door opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer en dient normaal gesproken door een behoorlijke verzekering te worden gedekt. Schade opgelopen bij een verkeersongeval dat heeft plaatsgevonden tijdens het woon-werkverkeer, kan in sommige gevallen ook worden aangemerkt als schade in het kader van de werkzaamheden.
Wanneer voldoet een werkgever aan bovengenoemde zorgplicht? Een recent arrest van het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch wijst uit dat het afsluiten van twee verschillende ongevallenverzekeringen niet altijd afdoende hoeft te zijn. Wat lag hieraan ten grondslag? De betreffende werknemer, taxichauffeur, is tijdens het woon-werkverkeer betrokken geraakt bij een verkeersongeval waarbij zij letsel heeft opgelopen. Zij heeft daarop haar werkgever aangesproken tot vergoeding van letselschade. De werkgever heeft op zijn beurt twee verzekeraars aangesproken, bij wie hij, onder meer op grond van een verplichting onder de cao Taxivervoer, een collectieve ongevallenverzekering had afgesloten en daarnaast een motorrijtuigenverzekering met bijbehorende ongevallen-/inzittendenverzekering. Beide verzekeraars stelden zich op het standpunt dat de polisvoorwaarden alleen tot uitkering van een schadevergoeding verplichten in geval van blijvende invaliditeit of overlijden. Hiervan was geen sprake. Uit coulance keerde één verzekeraar een bedrag ter hoogte van € 581,40 uit. Omdat dit bedrag bij lange na de schade niet dekte, is de werknemer een gerechtelijke procedure tegen haar werkgever gestart.
Bij de kantonrechter kreeg de werknemer nul op het rekest. Het gerechtshof diende vervolgens in hoger beroep te beoordelen of de werkgever aan zijn zorgplicht had voldaan, gelet op alle omstandigheden van het geval. Hierbij kwam bijzondere betekenis toe aan de bestaande verzekeringsmogelijkheden ten tijde van het verkeersongeval (2008). Daarnaast was de vraag van belang of de schade van de werknemer was veroorzaakt door haar opzet of bewuste roekeloosheid. Dit laatste was niet het geval. Het gerechtshof achtte de twee afgesloten verzekeringen te beperkt. Dat de cao Taxivervoer alleen de verplichting oplegt tot het afsluiten van een collectieve ongevallenverzekering, betekende volgens het gerechtshof niet dat de zorgplicht van de werkgever ook slechts daartoe was beperkt. De werkgever had een verzekering behoren af te sluiten, die tevens de schade uit het door de werknemer geleden ongeval dekte. Een dergelijke verzekering was ten tijde van het verkeersongeval voor een redelijke premie voorhanden. De werkgever is door het gerechtshof veroordeeld tot vergoeding van de geleden schade, welke in een opvolgende procedure moet worden begroot. Onder de te vergoeden posten vallen in ieder geval het verlies aan arbeidsvermogen, smartengeld, reiskosten, kosten voor huishoudelijke hulp en een ziekenhuisdagvergoeding.
Uit eerdere rechtspraak volgt dat wanneer deze werkgever een aparte Schade Verzekering Inzittenden had afgesloten, de schade vermoedelijk wel zou zijn gedekt. Wanneer de door de werknemer gevorderde bedragen worden overgenomen in de schadestaatprocedure, betekent dit voor de werkgever een kostenpost van ongeveer € 72.000,-.
Iedere werkgever doet er goed aan kritisch na te gaan of zijn afgesloten (ongevallen)verzekeringen afdoende dekking bieden. Dit geldt niet alleen voor werkgevers voor wie vervoer tot de dienstverlening behoort. Een ongeluk zit immers in een klein hoekje.