Uitbetaling van opgebouwde, maar niet genoten vakantiedagen bij einde dienstverband.
Loonvorderingen op de loer?
Veel werknemers hebben bij einde dienstverband een aanzienlijk aantal vakantiedagen opgebouwd die zij niet hebben genoten. Op grond van de wet (artikel 7:641 BW) moeten deze vakantiedagen worden uitbetaald. De hoogte van het uit te betalen bedrag moet gelijk zijn aan het laatstverdiende loon (vakantieloon). Maar wat wordt verstaan onder “vakantieloon”? De rechtbank Amsterdam heeft hier recent (meer) duidelijkheid over gegeven.
Juridisch kader
Uit arresten van het Europese Hof volgt dat betaling van het vakantieloon tot doel heeft om de werknemer tijdens de vakantie in een situatie te brengen die qua beloning vergelijkbaar is met de situatie tijdens gewerkte periodes. Het loonbegrip is een ruim begrip en om onder het vakantieloon te vallen moet er sprake moet zijn van een wezenlijk verband tussen de taken die de werknemer uitvoert en het loon dat hij hiervoor ontvangt. Om een juist vakantieloon vast te kunnen stellen, moet bovendien gekeken worden naar gemiddelde bedragen over een representatieve periode. Onkostenvergoedingen vallen niet onder het vakantieloon. Er is immers geen sprake van voornoemd wezenlijk verband. Het is overigens aan de nationale rechter om vast te stellen of van een dergelijk verband sprake is.
Rechtbank Amsterdam
In de praktijk worden vakantiedagen vaak uitbetaald tegen alleen het basisloon vermeerderd met vakantietoeslag. Overige loonbestanddelen worden, al dan niet bewust, buiten beschouwing gelaten. De kantonrechter te Amsterdam heeft recent echter geoordeeld dat dit niet juist is. In deze zaak ontving de werknemer tijdens zijn dienstverband substantiële bonussen en een werkgeversbijdrage voor zijn pensioen.
Bonussen
De hoogte van de bonussen was afhankelijk van de eigen prestatie van de werknemer en van de prestatie van zijn team. Op grond hiervan is de rechter tot het oordeel gekomen dat de volledige bonus (dus ook het deel dat afhankelijk was van de teamprestatie) een vergoeding vormde voor de uitvoering van de taken van de werknemer. De bonus dient daarom te worden meegenomen bij de vaststelling van het vakantieloon. Voor de hoogte van het mee te nemen bedrag moet gekeken worden naar een representatieve referteperiode, zo oordeelde de kantonrechter.
Pensioenpremie
De werknemer heeft in dezelfde zaak gevorderd dat de werkgeversbijdrage pensioenpremie voor het vaststellen van het vakantieloon relevant is. Omdat (i) de werkgever in het geval dat de werknemer gedurende de vakantiedagen in dienst zou zijn gebleven deze pensioenpremie had moeten betalen en (ii) de werknemer bij de uitbetaling van vakantiedagen niet in een nadeliger positie mag komen te verkeren dan als hij de vakantiedagen tijdens het dienstverband had opgenomen, vormt de waarde van deze premie naar het oordeel van de kantonrechter onderdeel van het vakantieloon. Gevolg hiervan was dat de werkgever nog een aanzienlijk loon aan de werknemer verschuldigd was, te vermeerderen met de wettelijke rente en verhogingen.
Conclusie
Werknemers die naast een basisloon en vakantietoeslag overig loon ontvangen voor de uitvoering van hun taken, hebben hier ook recht op bij de uitbetaling van opgebouwde, maar niet genoten vakantiedagen. Goede voorbeelden zijn bonussen en pensioenpremies. Maar mogelijk dat ook rekening gehouden zou moeten worden met vergoedingen die worden betaald onder de noemer van onkostenvergoeding, maar feitelijk verkapt loon zijn.
Oplossing?
Voor toekomstige eindafrekeningen een correcte berekening maken, voor in het verleden gemaakte onjuiste eindafrekeningen een voorziening treffen (voor zover deze vorderingen nog niet zijn verjaard) en bij toekomstig te treffen beëindigingsregelingen onderzoeken of een “package-deal” kan worden gesloten met de werknemer waarbij de werknemer afstand doet van een vergoeding van niet genoten vakantiedagen.