Verplichte standaardovereenkomsten in plaats van een VAR
Inleiding:
De Staatsecretaris van Financiën Wiebes heeft in een brief de Tweede Kamer toegezegd af te zien van zijn veel bekritiseerde plan voor een Beschikking geen loonheffingen (BGL) voor zzp’ers.
Wijziging VAR-systeem
De BGL diende in de plaats te komen van de huidige Verklaring arbeidsrelatie (VAR). Kort gezegd kwam dit wetsvoorstel erop neer dat een zzp’er voorafgaand aan een opdracht een vragenlijst diende in te vullen, die vervolgens door de opdrachtgever diende te worden gecontroleerd. De hiermee gepaard gaande administratieve rompslomp leidde tot zoveel kritiek, dat Wiebes in samenspraak met werkgeversorganisaties, vakbonden en zzp-organisaties tot een nieuw voorstel is gekomen. Hierbij is het uitgangspunt overeind gebleven dat opdrachtgevers medeverantwoordelijk worden in het geval er feitelijk sprake is van een arbeidsovereenkomst in plaats van “slechts” een overeenkomst van opdracht. In dat geval had immers de opdrachtgever eigenlijk premies moeten afdragen, die in de praktijk meestal door de fiscus achteraf alleen op de zzp’er worden verhaald.
Nieuw wetsvoorstel
Het nieuwe wetsvoorstel gaat uit van voorbeeldovereenkomsten van opdracht die door de fiscus zijn goedgekeurd en waaraan contractspartijen voorafgaand aan de opdracht zekerheid zouden kunnen ontlenen over de loonheffingen. Met deze overeenkomsten zouden arbeidsrelaties zoveel als mogelijk per sector kunnen worden beoordeeld door de fiscus. Wordt het wetsvoorstel aangenomen, dan worden op de website van de fiscus ongeveer 40 sectorale en een aantal algemene standaardovereenkomsten gepubliceerd. Wanneer partijen of belangenorganisaties een eigen overeenkomst van opdracht wensen te gebruiken, mag dit, mits deze ter goedkeuring is voorgelegd aan de fiscus. De kans bestaat dat de fiscus voorgelegde overeenkomst openbaar maakt, zodat deze ook door andere partijen kunnen worden gebruikt.
Beoordeling fiscus beperkt
De fiscus beoordeelt de overeenkomsten alleen op de elementen die van belang zijn om de vraag te kunnen beantwoorden of er sprake is van de plicht tot het afdragen of voldoen van loonheffingen. De fiscus kan op basis van een voorgelegde overeenkomst geen oordeel geven over de fiscale kwalificatie van de inkomsten van de opdrachtnemer in de inkomstenbelasting. Zekerheid van de fiscus dat geen loonheffing hoeft te worden afgedragen, geldt uiteraard alleen als de praktijk aansluit bij de overeenkomst. Blijkt in de praktijk dat de overeenkomst niet wordt gevolgd en sprake is van een arbeidsovereenkomst, dan kan de fiscus een naheffing opleggen voor de verschuldigde loonheffingen.
In de praktijk
Bij het opstellen van een overeenkomst van opdracht spelen meerdere belangen en regelgeving een rol. Partijen dienen naast het risico op een verkapte arbeidsovereenkomst, bijvoorbeeld ook beducht te zijn op bepalingen die StiPP aanleiding kunnen geven tot verplichte aansluiting bij haar pensioenfonds te beslissen. Ik ben benieuwd of de standaardovereenkomsten hiermee rekening houden. In de praktijk worden de meeste overeenkomsten per opdracht op maat gemaakt. Om nu steeds voor elke opdracht de overeenkomst aan de fiscus voor te leggen, alvorens er uitvoering aan kan worden gegeven, lijkt juist tot een administratieve rompslomp te kunnen leiden. Mocht de gewijzigde wet per de gewenste datum van 1 januari 2016 worden ingevoerd, dan gaat de fiscus het nog druk krijgen.