Wie bepaalt: de bedrijfsarts of het UWV?

 in Arbeidsrecht

Werkgevers zijn verplicht zich bij de begeleiding van zieke werknemers te laten bijstaan door een bedrijfsarts. De werkgever en zieke werknemer zijn samen verantwoordelijk voor de re-integratie.
Bij een verschil van mening over de arbeids(on)geschiktheid, de re-integratieinspanningen en de aanwezigheid van passende arbeid kunnen zowel werkgever als werknemer bij het UWV een deskundigenoordeel aanvragen. Het deskundigenoordeel wordt gegeven door een verzekeringsarts of arbeidsdeskundige van het UWV. Maar welk oordeel is nu doorslaggevend? Het oordeel van de bedrijfsarts of het UWV? De voorzieningenrechter te Bergen op Zoom heeft zich hier recent over uitgesproken (Voorzieningenrechter Kantonrechter Bergen op Zoom, 23 januari 2013, nr. 752938 VV EXPL 12-148). Wat was er aan de hand?

Feiten

De werknemer is per 12 juni 2012 bij de werkgever in dienst getreden als distributiechauffeur. Er is een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd gesloten voor de duur van zes maanden. Op 9 augustus 2012 meldt de werknemer zich ziek. Ondanks een eigen hersteldmelding, hervat de werknemer zijn werkzaamheden niet. Een officiële waarschuwing en loonstop volgt. Vervolgens houdt de werknemer zich niet aan het advies van de bedrijfsarts. Dit advies hield onder andere in dat de werknemer per 1 oktober 2012 volledig arbeidsgeschikt werd geacht. Een tweede officiële waarschuwing met loonsanctie volgt. Als de werknemer vervolgens zijn werkzaamheden overeenkomstig het advies van de bedrijfsarts niet hervat en niet binnen een redelijke termijn een deskundigenoordeel aanvraagt, wordt de werknemer op 23 oktober 2012 op staande voet ontslagen.

Nadat de werknemer op 2 november 2012 de nietigheid van het ontslag op staande voet heeft ingeroepen en zich beschikbaar houdt om op eerste afroep de bedongen werkzaamheden te hervatten, trekt de werkgever het ontslag in bij brief van 6 november 2012. De werknemer dient zich binnen twee dagen te melden bij de planning in het kader van zijn werkhervatting. Bij brief van 7 november 2012 heeft de werknemer de werkgever meegedeeld dat hij gehoor zal geven aan de oproep en hij op 5 november 2012 een deskundigenoordeel heeft aangevraagd. De werknemer meldt zich desondanks niet en wordt opnieuw, per 12 november 2012, op staande voet ontslagen. De werknemer protesteert nogmaals.

Nadat de werknemer voor de tweede keer op staande voet is ontslagen, oordeelt de verzekeringsarts van het UWV op 19 november 2012, in tegenstelling tot de bedrijfsarts, dat de werknemer op 1 oktober 2012 niet geschikt is voor zijn eigen werk. De werknemer stelt zich vervolgens op het standpunt dat het ontslag op staande voet ten onrechte is gegeven. De werknemer betwist het ontslag inhoudelijk, is van oordeel dat de maatregel te vergaand is en beroept zich op het deskundigenoordeel. De werknemer vordert in kort geding loonbetaling. Gelet op de vraag die centraal staat: is het oordeel van de bedrijfsarts of verzekeringsarts doorslaggevend?;  beperk ik mij tot de loonvordering over de periode vanaf 1 oktober 2012.

Naar het oordeel van de werkgever dient het oordeel van de bedrijfsarts te prevaleren boven het deskundigenoordeel van het UWV. De werkgever voert hiertoe aan: (a) het oordeel van het UWV is tot stand gekomen op basis van enkel telefonisch contact met de werknemer, (b) de verzekeringsarts heeft de werknemer niet fysiek gezien en (c) de geschildatum (1 oktober) en beoordelingsdatum (19 november) liggen ver uit elkaar.

Uitspraak

De kantonrechter oordeelt dat aan een deskundigenoordeel niet zonder meer doorslaggevende betekenis kan worden toegekend. Echter, wil het oordeel van de bedrijfsarts prevaleren, dan zijn bijkomende omstandigheden nodig. De kantonrechter overweegt: “het doel van het aanvragen van een deskundigenoordeel is immers het verkrijgen van een onafhankelijk en onpartijdig oordeel en indien dit zonder meer terzijde kan worden geschoven door de werkgever, zou een aanvraag zinloos zijn.” De kantonrechter overweegt dat het oordeel van de bedrijfsarts in deze zaak prevaleert omdat de verzekeringsarts zijn oordeel heeft gevormd zonder de werknemer fysiek te hebben gezien en het oordeel van de verzekeringsarts geruime tijd na de geschildatum tot stand is gekomen. Verder heeft de kantonrechter meegewogen dat de werknemer bijna twee maanden heeft gewacht met het aanvragen van een deskundigenoordeel.

Conclusie

Deze uitspraak is in lijn met de bestaande jurisprudentie. Het deskundigenoordeel van het UWV prevaleert. Dit is alleen anders als er sprake is van bijkomende omstandigheden als gevolg waarvan er gebreken kleven aan het oordeel van de bedrijfsarts. Bijvoorbeeld omdat de verzekeringsarts de werknemer niet fysiek heeft gezien.

Recente berichten
  • 4 april 2023

    INPLP Activity Report 2022

    Bob Cordemeyer
    Hereunder you can read the Activity Report 2022 from our network INPLP (International Network of Privacy Law Professionals) of which our firm is a founding member since 2015.
    Lees verder
  • 21 november 2022

    Risicomanagement: voorkom uitval door burn-out

    Marion Hagenaars
    Mirjam Scheper
    Werkend Nederland heeft steeds meer te kampen met burn-out klachten. Dit kan leiden tot (langdurig) ziekteverzuim. Een hoofdpijndossier en kostenpost voor de werkgever. En daarnaast een peperdure levensles voor de werknemer. Uitval door burn-out klachten voorkomen is dan ook beter dan genezen. Maar hoe?
    Lees verder
  • 21 november 2022

    Disfunctioneren: doorgeschoten empowermentbeleid

    Marion Hagenaars
    Mirjam Scheper
    De voorwaarden voor ontslag bij disfunctioneren zijn in de wet duidelijk omschreven. Deze voorwaarden gelden ook als een werkgever een beleid voert dat niet gericht is op dossieropbouw met waarschuwingen en berispingen, maar op aanmoediging.
    Lees verder

Plaats een reactie

Top